PRIDE
Voor de zekerheid had ze haar wekker op de zachtste stand gezet. Zo zou haar vader niet wakker worden. Al was het alarm niet nodig geweest, ze had door de zenuwen geen slaap kunnen vatten. Ze had naar het plafond gestaard tot de avond was verdwenen en de nacht was gekomen. ‘Miriam,’ zo zei haar vader vaak, ‘een enkele misstap zorgt voor een dubbele tegenslag.’ Ze had voor één keer goed geluisterd. Zachtjes glipte ze door de voordeur – de spuitbus met verf verstopt in haar tas – en nog stiller sloop ze over de trappen. Vooral de buurvrouw op de vierde bezat tot haar eigen verdriet gevoelige oren; dat had ze eindeloos vaak aan Miriam verteld. De nacht rook anders dan de dag. Het was ook stiller. Ze had de deur al losgelaten, nu omkeren zou niet meer kunnen. Kom! Met een paar stevige stappen was ze bij haar stukje asfalt. Van boven had ze het zo voor zich gezien; op grote hoogte is het makkelijk dromen. Met haar neus op de straat was het anders. Toch schudde ze de bus en begon ze aan haar woorden. Met geoefende hand ging ze letter voor letter van rechts naar links. ‘Wat doe jij?’ De grootste van de groep stapte op haar af alsof hij haar broer was. Ze had hen niet aan horen komen. ‘Gaat je niets aan,’ zei ze vanaf haar hurken. Voor de zekerheid schoof ze haar schouders naar achter en stak ze haar kin in de lucht. Laat zien dat je er bent, dat leerde haar moeder haar lang geleden, toen alles nog anders was. Ze liet de jongens, ze was hier niet voor hen. Kleine kans bovendien dat zij konden lezen wat ze op het asfalt schreef. Klaar! In keurig Arabisch – haar vader zou er nog trots uit kunnen peuren – stond er: Papa, ik moet je zeggen dat ik van meisjes houd. Miriam holde terug naar haar flat, kinderlijk bang dat de nacht in haar kuiten zou bijten.