GRACELAND
Wat kan ik zeggen? Er moeten meer momenten zijn geweest. Ik herinner me alleen dit.
De rit naar de Zwitserse Alpen. Het duurde 9 uur. We reden in onze grijze Renault Nevada. De auto droeg ons over het asfalt. We geraakten steeds verder weg van huis. Alles verliep zo gestroomlijnd als de auto zelf. In de verte verschenen de eerste bergen. Over de speakers klonk Paul Simon. Ik had het voor mijn vader uitgezocht. Hij vond het een leuk verjaardagscadeau.
Het moet zo zijn geweest dat de muziek in onze wielen zat, ik zag mijn vaders wijsvinger ritmisch tikken op het stuur, ook de vaten in mijn moeders nek klopten rustig mee, en ik was de girl in the bubbele want we gingen op wintersport, zoals ook andere gezinnen deden, en mijn zus en ik zouden worteltjesbruin worden met zo’n witte wasberenbril – These are the days of miracle and wonder, and don’t cry baby, don’t cry – we hadden de Cosmo’s op de achterbank uitgelezen en alle proefmonstertjes eerlijk verdeeld; she’s got diamonds on the soles of her shoes.
Buiten schijnt de zon. Papa draait het casettebandje om. We liggen op koers.
We zoeven verder op de muziek en er heerst in onze kooi van Faraday een opgewektheid die we niet gewend zijn van elkaar – I don’t want no part of this crazy love – en dan legt mijn moeder heel even haar hand op de arm van mijn vader en ik kan de tijd voelen van before you was born dude, when life was great, ik kan hen zien en waar ik vandaan kom – well that was your mother and that was your father.
Je neemt jezelf altijd mee op reis. Dat waren wij even vergeten. Eenmaal uitgestapt verwelkomde de middelpuntvliedende kracht ons. Why am I soft in the middle now, while the rest of my life is so hard?
Thuis beoefenden wij gedurende de dag een choreografie van duiken, wegdraaien en omrollen om contactmomenten te vermijden, maar het avondeten was een fuik van struikelelastiek waarin je ondanks al je behendigheid bleef steken, en dat was natuurlijk in Zwitserland niet anders; wij waren al over ons hoogtepunt heen voordat we op die besneeuwde toppen stonden.
Ik gaf ook Rythm of the Saints. Dat was een laffe herhaling van zetten.
Het betrof een ander continent, een ander ritme – het was dezelfde goede muziek vond ik verwachtingsvol, The Obvious Child, maar mijn vader vond het minder goed – nog steeds wel goed hoor, maar minder – niets bewoog meer mee – hoe zou dat ook kunnen? – onze onderdelen waren uit elkaar gehaald, waren ons als los zand onbedoeld – of misschien door sommigen van ons opzettelijk, daar wil ik van af zijn – door de vingers geglipt, er was geen snelweg meer, geen wielen: het was allemaal met een verwoestend schrapen tot stilstand gekomen, de brokstukken allang weggesleept.
Het gaat niet om de bestemming. Het gaat altijd om de reis. Ik leerde dat pas later. Het had iets met Ithaka te maken. De onze duurde 43 minuten, 12 seconden.