LAATSTE RONDE
Toen een vriendin mij aan mijn mouw de nacht in trok, ergens in de korte februarimaand van 2020, vonden we café Brandon op de Keizersgracht.
Het was tjokvol, maar wij duwden ons naar binnen. Een groepje mannen had de lamp boven de bar een zwieperd gegeven. Het zag eruit alsof er ieder moment iemand in kon gaan hangen. Wij bevonden ons overduidelijk in de buik van een bonkend schip. Ik spatte uit elkaar van plezier. Dít was een vrijdagavond.
Eenmaal achter in de zaak was er een dj en een dansvloer en een zij-uitgang: daar stond Alberti – ‘maar iedereen noemt me Bloemendaal’, – in schipperstrui een sigaretje te roken. Uit zijn kontzak stak parmantig een flare.
Niemand sprak meer in een rechte lijn, al hadden we het ongetwijfeld over elementaire zaken. Om zijn argumenten kracht bij te zetten zwaaide Bloemendaal dreigend met zijn vuurwerk. Tot hij naar binnen stapte en het daadwerkelijk aanstak.
Daarna ging het allemaal snel. Rode rook, loeiende alarmen, de kroeg stroomde leeg en het airbnb-appartement erboven ook. Alles en iedereen naar buiten. ‘Bloemendaal!’ gilde de uitsmijter nog, maar die deed ergens aan de gracht een dansje in zijn eentje.
Toen de rook was opgetrokken liepen we naar binnen en troffen een beduusde barman aan, dit was zijn eerste week. Hij had geen eens ‘laatste ronde’ hoeven roepen. ‘Ach,’ spraken wij met dubbele tong, verbaasd over hoe maf de kroeg eruitzag zonder mensen, ‘ook wel lekker rustig zo.’ We dronken nog een biertje en hadden zowaar een gesprek dat we moeiteloos konden volgen.
Wisten wij veel dat dit onze laatste avond branie schoppen was. Dat het brandalarm wereldwijd zou loeien. Dat er niemand meer in die lamp ging hangen.
We beseften nog niet hoe nuchter we zouden worden, hoe stil het zou zijn zonder omgevingsgeluid. Hoe hoorbaar wij allen zouden zijn, dat ook.